APMT MVII: samenvattend over het nieuwe pensioencontract
Omdat niet alle leden de informatieve bijeenkomsten over het nieuwe pensioencontract hebben bijgewoond en omdat we in de laatste van die bijeenkomsten een mededeling konden doen die we in de eerdere bijeenkomsten nog niet konden doen, hier nog een samenvatting van de pensioenafspraken die we voorleggen.
- Wat hetzelfde blijft: de premie die werknemers zelf betalen, de premiepercentages per leeftijdscategorie (premiestaffels) die in het contract staan, dat je in je werkzame jaren een pensioenkapitaal opbouwt (premie plus rendement), waarmee je op een gegeven moment pensioen inkoopt … en de verzekeraar: a.s.r.. Maar er worden ook dingen anders.
- Het nieuwe pensioencontract kent geen minimale looptijd. De werkgever kan (indien daar reden voor is ) ieder moment het contract op zeggen met a.s.r, met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden.
- Het nieuwe pensioencontract kent geen garantierendement meer, omdat contracten met een garantierendement vanwege de lage rentestand niet meer worden aangeboden. Voor het bedrag dat tot 1 april 2020 in ieders individuele pensioenpot is opgebouwd, blijft de garantie van 3% rendement per jaar wel van kracht.
- De pensioenpremie die vanaf 1 april 2020 betaald wordt, wordt door de verzekeraar belegd. Het gaat om fatsoenlijke beleggingen die de laatste zes jaar ook een heel fatsoenlijk rendement van gemiddeld 8% per jaar hebben opgeleverd.
- Werknemers hebben een keuze of ze hun pensioenpremie in een standaard-beleggingsmix willen beleggen, in een offensievere beleggingsmix (met meer aandelen en minder obligaties) of in een defensievere beleggingsmix (met minder aandelen en meer obligaties).
- Switchen tussen diverse beleggingsmixen is gratis en kan via het internet (portal) geregeld worden. Advies: Doe dat alleen als je er goed over hebt nagedacht en eventueel deskundig advies hebt ingewonnen. Uitleg over het gebruik van de portal zal nog worden gegeven.
- In alle beleggingsmixen neemt het aantal obligaties toe naarmate de werknemer ouder is en neemt het aandeel aandelen af. Hiermee wordt het risico van een daling van het pensioen-kapitaal (als de aandelenkoersen ineens scherp dalen) vlak voor pensionering gedempt.
- De kosten voor de werkgever van het nieuwe contract zijn lager dan die van het vorige. Deze besparing komt ten goede aan de pensioenen van werknemers. Dit eerste jaar kan daardoor 7,7% meer premie worden betaald (bijstorting door de werkgever) dan vóór april 2020. Ieder jaar worden de kosten voor de werkgever van dat jaar vergeleken met wat de kosten van vóór april 2020 geweest zouden zijn (vakbonden controleren dat). Het verschil wordt als extra premie bijgestort voor het pensioen van de werknemers. In komende jaren kan het gaan om iets andere percentages bijstorting, maar we verwachten geen grote schommelingen. Deze afspraak is voor onbepaalde tijd gemaakt; het pensioenakkoord dwingt namelijk niet tot het maken van andere afspraken.
- Aanvullend op wat we eerder hebben gecommuniceerd:
Het bedrag dat werknemers jaarlijks in april krijgen uitbetaald vanwege de bovenmatigheid van pensioenpremies in 2015, kan – als de werknemer dat wil – ook geheel of gedeeltelijk worden bijgestort in het pensioen, tot het wettelijk vastgestelde maximum. Wat eventueel alsnog bovenmatig is, wordt gewoon uitbetaald in april.
- Met de bijstorting van 7,7% is in de praktijk een flinke verhoging van de premiestaffels bereikt. Met de mogelijkheid om ook dat andere april-bedrag als pensioenpremie bij te storten, kunnen werknemers er voor kiezen om hun pensioenpot verder te vullen.
Leden kunnen volgende week een referendummail verwachten, met stem-instructies.
Joost van der Lecq, FNV Havens
Hanane Chikhi, CNV Vakmensen